Islam en wetenschap: dikke vrienden ?
‘Monotheïstische, verbiedende religies en de door ratio en experiment geleide wetenschap zijn nooit goede maatjes geweest. Goddelijke waarheden en religieuze dogma’s, mysteriën en onomstotelijkheden zijn meestal niet goed bestand tegen bevraging en toetsing en religie houdt al helemaal niet van de onbetreden paden die de empire en het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek steeds opnieuw inslaan.’ Zo begint Raf Sauviller zijn artikel in de EOS van november 2015.
Waar de christelijke instellingen en gezagdragers grenzen blijven stellen aan het terrein van de wetenschap en zelf pseudowetenschappelijke alternatieven aanbieden zoals creationisme en intelligent design, proberen de moslimtheologen hun godsdienst voor te stellen als een religie die in perfecte harmonie bestaat met de objectieve wetenschap. Ze beschouwen de natuurwetenschap als een ‘inherent en essentieel onderdeel van de theologische wetenschap’ (‘Wetenschap binnen islamitische context’). De uitspraak van de profeet Mohammed ‘zoek kennis, zelfs al is het in China’ wordt dan vaak geïnterpreteerd als de bevestiging dat dat de islam wetenschap, kennis en studie koestert. De zogenoemde ‘wetenschappelijke mirakels’ van de Koran zouden aantonen dat alle ontdekkingen van de fundamentele wetenschap – behalve godslasterende theorieën zoals de evolutietheorie – 1400 jaar geleden al in de Koran werden neergelegd. Althans, die stelling wordt vooral verkondigd door mensen die niet meteen als wetenschappelijk solide kunnen worden beschouwd (voorbeelden: Harun Yahya, Centrum voor de islam in Europa).
Of de islam echt een wetenschapsvriendelijke godsdienst is werd voorgelegd aan 3 personen: Johan Braeckman (moraalfilosoof), Jim Al-Khalili (Iraans atheïstische hoogleraar natuurkunde) en Taner Edis (Amerikaans-Turkse fysicus).
Braeckman stelt dat het probleem in de Koran ligt vanwege het absolute statuut van dat boek. De ongeschapen Koran (zelfs niet door God) is er altijd geweest en als de wetenschap iets blootlegt moet het in de Koran staan, anders is het niet waar. De tekst flarden die dan worden aangehaald zeggen echter niets: men kan er even wat mee aantonen, zelfs het tegendeel. De hindoes zeggen trouwens iets soortgelijks in hun Veda’s.
Al-Khalili bevestigt dat islam geen wetenschappelijke religie is: de islamitische wereld ziet wetenschap te vaak als een westerse, atheïstische constructie en de islamitische theologie moedigt niet langer het vrije denken en de nieuwsgierigheid aan. Ze werkt ze tegen en verbiedt ze, vaak veel fanatieker dan duizend jaar geleden.
Edis sluit zich daarbij aan: In de 19° eeuw kreeg het seculiere Westen een grote voorsprong op de moslimlanden in de ontwikkeling van technologieën en met zijn industriële en militaire productie, gebaseerd op wetenschappelijke vooruitgang. Mohammed wilde volgens hem religie en wetenschap verenigen : een wetenschappelijke geest met de kracht van religie. Maar de belangrijke conceptuele kaders van de moderne wetenschap (evolutietheorie, kwantumtheorie, cognitieve neurowetenschap) laten geen ruimte voor een bovennatuurlijke realiteit. Een spiritueel rijk en de twee-eenheid van lichaam en geest zijn dubieuze concepten geworden en alle religies hebben last om daarmee in het reine te komen.
Omdat de moslimpopulatie een zeer conservatieve vorm van religie aanhangt is het verzet tegen de moderne wetenschap intenser dan dat van andere godsdiensten.
Nochtans is ze wel ooit wetenschapsvriendelijk geweest in de ‘Gouden Eeuw’ die duurde van de 8° tot halverwege de 13° eeuw. Onder het kalifaat van de Abbasiden was er vrede en floreerde de handel met het verre Oosten, maar ook de cultuur en wetenschap in centra zoals Bagdad, Damascus, Caïro en Cordoba. Zo was het ‘Huis van Wijsheid’ in Bagdad het grootste centrum voor kennis en wetenschap dat de wereld ooit heeft gezien. Dit werd gesteund door het moetazilisme, een theologische stroming in de islam die zich baseerde op de ratio. Er bestond in Bagdad een wetenschappelijke cultuur die even belangrijk was als de Griekse periode of de renaissance.
Al-Khalili vernoemt daarbij onder andere de Perzische filosoof Avicenna (“Canon van de geneeskunde”) en Abu Rayhan al-Biruni (theoloog, linguist, historicus, geograaf, apotheker én medicus), een ware renaissancemens, vergelijkbaar met iemand zoals Leonardo da Vinci. Veel berekeningen en diagrammen in verband met het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus komen uit de manuscripten van de 14° eeuwse Syrische astronoom Ibn-al-Shatir.
Braeckman geeft toe dat ze inderdaad in een aantal wetenschappelijke disciplines originele bijdragen hebben geleverd zoals in de optica, geneeskunde en astronomie, maar ze hebben nooit echt de stap gezet naar de experimentele wetenschappelijke methode. Veel islamitische intellectuelen waren eerder de bewaarders en doorgevers van eerdere kennis (cijfers 0 en 9 zijn eerder Indisch-Arabisch).
Er is nooit een islamitische Isaac Newton opgestaan.
Al-Khalili is het daarmee niet eens en haalt daarbij Ibn al-Haytham aan (965 Irak) als astronoom, wiskundige en vader van de experimentele methode. Volgens Al-Khalili bloeide de experimentele wetenschap uitgerekend in de islamitische wereld voor het eerst. Zo hielden niet de Grieken (geometrie) maar wel de islamieten zich bezig met algebra, een discipline die in de 9° eeuw grotendeels ontwikkeld werd door Algorithmus (Al-Khwarizmi).
Waarom viel de wetenschap in de Arabische wereld helemaal stil na de Gouden Eeuw?
Veel historici leggen de schuld bij de verovering en vernietiging van Bagdad door de Mongolen in 1258. Maar Al-Khalili denkt dat het meer te maken had met het geleidelijk uit elkaar vallen van het rijk der Abbasiden en de onverschilligheid van latere kaliefen tegenover wetenschap.
Voor Braeckman was het verbod van de drukpers door theologen een belangrijke oorzaak. Zij vonden dat de Koran zo volmaakt was dat ze niet mocht worden gedrukt en daarom gold dat verbod zeker voor het verspreiden van niet-islamitische teksten en boeken. Vaak wordt over het hoofd gezien hoeveel de drukpers heeft betekend voor het Westen. In de Arabische wereld heeft dat geduurd tot de 19° eeuw. Andere factoren waren de christelijke metafysica met een soort god die wetenschap mogelijk maakte. Een god die het heelal heeft gecreëerd op basis van ratio, op een manier die wij kunnen ontdekken en begrijpen. Dat in tegenstelling met de ondoorgrondelijke en onbegrijpelijke god van de moslims. Een andere factor was het ontluikend kapitalisme in Europa. Rijkdom moest worden verdedigd en daarbij hielpen de militaire toepassingen van het wetenschappelijk onderzoek (voorbeeld: valwet – kanonskogel). De wetenschap werd in Europa voortgestuwd door een complex kluwen van oorlog, defensie, economie, politiek en religie. Men had er mensen nodig die tegelijk kunstenaar, ingenieur en wetenschapper waren voor de constructie van stadswallen, bruggen, kathedralen. Zo is de wetenschappelijke methode kunnen ontstaan en toen was de geest uit de fles. Omdat de voordelen voor iedereen evident waren, was deze beweging onomkeerbaar.
De bijdragen van de moslimwereld aan de fundamentele wetenschap zijn vandaag zo goed als verwaarloosbaar. Zelfs erg conservatieve moslimgeleerden geven toe dat ze de boot gemist hebben.
In dat verband enkele interessante weetjes:
- slechts 2 van de 1,6 miljard moslims hebben een Nobelprijs voor wetenschap gehaald.
- Israël heeft 10 keer meer wetenschappers, spendeert 30 keer meer geld aan research en heeft 70 keer meer wetenschappelijke publicaties dan de volledige Arabische wereld.
- Slechts een paar honderd academici van de duizenden ‘universiteiten’ in moslimlanden hebben internationale papers gepubliceerd Veel van die universiteiten zijn religieus en onderwijzen in hoofdzaak de islam.
- Boeken zijn een zeldzaam fenomeen in de Arabische wereld. Een land als Spanje vertaalt meer buitenlands werk in een jaar dan de hele Arabische wereld in de afgelopen 1000 jaar.
Het is een feit dat veel moslimlanden arm zijn en ook in arme niet-moslimlanden stelt de wetenschap niets voor. Maar Braeckman antwoordt dat de Golfstaten, zoals Saoedi-Arabië meer dan genoeg geld hebben en vooral daar stelt de fundamentele wetenschap niets voor.
Al-Khalili bevestigt dat het niet volstaat om nieuwe universiteiten te bouwen als de Golfstaten blijven weigeren om fundamentele wetenschap zoals de moderne kosmologie en de evolutieleer te aanvaarden. Ze hebben nog een heel lange weg te gaan alvorens ze aan logisch, rationeel denken en over de vrijheid van denken toe zijn, die hun voorouders duizend jaar geleden wel hadden.
Natuurlijk zijn er nog meer landen die problemen hebben met irrationaliteit. In de Verenigde staten nemen nog veel christenen de Bijbel letterlijk en hangen ze het creationisme aan.
In het Westen wordt het inzicht dat het heelal door natuurwetten wordt gestuurd – waardoor mirakels dus problematisch zijn – vrij algemeen aanvaard. Binnen de islam zijn onveranderlijke natuurwetten niet te combineren met de almacht van Allah. De wetenschappelijke moslimliteratuur zit soms vol met pseudowetenschap en bijgeloof, vreemde ideeën en overtuigingen (spoken, duivels, djinns, demonen. Wetenschappers die openlijk de evolutieleer aanhangen en zich verzetten tegen populair bijgeloof als magie of het geloof in de directe tussenkomst van god aanvechten, kunnen wel op vijandigheid en zelfs geweld rekenen.
Er is wel wat te zeggen voor het argument dat de Westerse wereld zijn voorsprong behaalde omdat ze de erfenis van de moslimwetenschap uit de middeleeuwen hebben gestolen. Maar tegelijkertijd bracht dat kolonialisme de moslims ook in contact met de moderne wetenschap en die werd blijkbaar niet opgepikt.
Er is een beweging geweest die de wetenschap wilde ‘islamiseren’, maar Braeckman stelt dat er in feite niet zoiets bestaat als ‘westerse ‘ of ‘islamitische’ wetenschap.
De werkelijkheid en de wetenschappelijke methode is universeel, voor iedereen hetzelfde. Die beweging is dan ook doodgebloed, wat niet wegneemt dat veel moslims beseffen dat ze technologie en kennis nodig hebben om uit hun achtergebleven positie te geraken. Veel moslimlanden slagen erin om mensen adequaat op te leiden in de toegepaste wetenschappen, maar ze blijven wel achter in de ontwikkeling en productie van hightech. Zo werkt Iran bijvoorbeeld aan bevruchtingstechnologieën en Braeckman stelt vast dat sjiieten meer pro wetenschap zijn dan soennieten, maar uiteindelijk kan men fundamentele en toegepaste wetenschap niet helemaal uit elkaar halen (vb. vaccins aanpassen).
Toch blijft Braeckman relatief optimistisch voor de toekomst. Hij denkt dat de meerderheid van de moslims zich niet willen blijven opsluiten in obscurantisme. Je kunt niet blijven zwaaien met Allah en hij stelt zijn hoop op jonge mensen die liever over bepaalde zaken eerst nadenken dan ze onmiddellijk te verwerpen. Ze vonden hun eerste moslimastronaut geweldig en zouden ook een Nobelprijs fantastisch vinden. Edis denkt wel dat het klimaat voor de toegepaste wetenschappen beter zal blijven dan voor fundamentele natuurkunde.
Bron: ‘Islam en wetenschap dikke vrienden?’ door Raf Sauviller – EOS november 2015 p22-28)
Waar de christelijke instellingen en gezagdragers grenzen blijven stellen aan het terrein van de wetenschap en zelf pseudowetenschappelijke alternatieven aanbieden zoals creationisme en intelligent design, proberen de moslimtheologen hun godsdienst voor te stellen als een religie die in perfecte harmonie bestaat met de objectieve wetenschap. Ze beschouwen de natuurwetenschap als een ‘inherent en essentieel onderdeel van de theologische wetenschap’ (‘Wetenschap binnen islamitische context’). De uitspraak van de profeet Mohammed ‘zoek kennis, zelfs al is het in China’ wordt dan vaak geïnterpreteerd als de bevestiging dat dat de islam wetenschap, kennis en studie koestert. De zogenoemde ‘wetenschappelijke mirakels’ van de Koran zouden aantonen dat alle ontdekkingen van de fundamentele wetenschap – behalve godslasterende theorieën zoals de evolutietheorie – 1400 jaar geleden al in de Koran werden neergelegd. Althans, die stelling wordt vooral verkondigd door mensen die niet meteen als wetenschappelijk solide kunnen worden beschouwd (voorbeelden: Harun Yahya, Centrum voor de islam in Europa).
Of de islam echt een wetenschapsvriendelijke godsdienst is werd voorgelegd aan 3 personen: Johan Braeckman (moraalfilosoof), Jim Al-Khalili (Iraans atheïstische hoogleraar natuurkunde) en Taner Edis (Amerikaans-Turkse fysicus).
Braeckman stelt dat het probleem in de Koran ligt vanwege het absolute statuut van dat boek. De ongeschapen Koran (zelfs niet door God) is er altijd geweest en als de wetenschap iets blootlegt moet het in de Koran staan, anders is het niet waar. De tekst flarden die dan worden aangehaald zeggen echter niets: men kan er even wat mee aantonen, zelfs het tegendeel. De hindoes zeggen trouwens iets soortgelijks in hun Veda’s.
Al-Khalili bevestigt dat islam geen wetenschappelijke religie is: de islamitische wereld ziet wetenschap te vaak als een westerse, atheïstische constructie en de islamitische theologie moedigt niet langer het vrije denken en de nieuwsgierigheid aan. Ze werkt ze tegen en verbiedt ze, vaak veel fanatieker dan duizend jaar geleden.
Edis sluit zich daarbij aan: In de 19° eeuw kreeg het seculiere Westen een grote voorsprong op de moslimlanden in de ontwikkeling van technologieën en met zijn industriële en militaire productie, gebaseerd op wetenschappelijke vooruitgang. Mohammed wilde volgens hem religie en wetenschap verenigen : een wetenschappelijke geest met de kracht van religie. Maar de belangrijke conceptuele kaders van de moderne wetenschap (evolutietheorie, kwantumtheorie, cognitieve neurowetenschap) laten geen ruimte voor een bovennatuurlijke realiteit. Een spiritueel rijk en de twee-eenheid van lichaam en geest zijn dubieuze concepten geworden en alle religies hebben last om daarmee in het reine te komen.
Omdat de moslimpopulatie een zeer conservatieve vorm van religie aanhangt is het verzet tegen de moderne wetenschap intenser dan dat van andere godsdiensten.
Nochtans is ze wel ooit wetenschapsvriendelijk geweest in de ‘Gouden Eeuw’ die duurde van de 8° tot halverwege de 13° eeuw. Onder het kalifaat van de Abbasiden was er vrede en floreerde de handel met het verre Oosten, maar ook de cultuur en wetenschap in centra zoals Bagdad, Damascus, Caïro en Cordoba. Zo was het ‘Huis van Wijsheid’ in Bagdad het grootste centrum voor kennis en wetenschap dat de wereld ooit heeft gezien. Dit werd gesteund door het moetazilisme, een theologische stroming in de islam die zich baseerde op de ratio. Er bestond in Bagdad een wetenschappelijke cultuur die even belangrijk was als de Griekse periode of de renaissance.
Al-Khalili vernoemt daarbij onder andere de Perzische filosoof Avicenna (“Canon van de geneeskunde”) en Abu Rayhan al-Biruni (theoloog, linguist, historicus, geograaf, apotheker én medicus), een ware renaissancemens, vergelijkbaar met iemand zoals Leonardo da Vinci. Veel berekeningen en diagrammen in verband met het heliocentrische wereldbeeld van Copernicus komen uit de manuscripten van de 14° eeuwse Syrische astronoom Ibn-al-Shatir.
Braeckman geeft toe dat ze inderdaad in een aantal wetenschappelijke disciplines originele bijdragen hebben geleverd zoals in de optica, geneeskunde en astronomie, maar ze hebben nooit echt de stap gezet naar de experimentele wetenschappelijke methode. Veel islamitische intellectuelen waren eerder de bewaarders en doorgevers van eerdere kennis (cijfers 0 en 9 zijn eerder Indisch-Arabisch).
Er is nooit een islamitische Isaac Newton opgestaan.
Al-Khalili is het daarmee niet eens en haalt daarbij Ibn al-Haytham aan (965 Irak) als astronoom, wiskundige en vader van de experimentele methode. Volgens Al-Khalili bloeide de experimentele wetenschap uitgerekend in de islamitische wereld voor het eerst. Zo hielden niet de Grieken (geometrie) maar wel de islamieten zich bezig met algebra, een discipline die in de 9° eeuw grotendeels ontwikkeld werd door Algorithmus (Al-Khwarizmi).
Waarom viel de wetenschap in de Arabische wereld helemaal stil na de Gouden Eeuw?
Veel historici leggen de schuld bij de verovering en vernietiging van Bagdad door de Mongolen in 1258. Maar Al-Khalili denkt dat het meer te maken had met het geleidelijk uit elkaar vallen van het rijk der Abbasiden en de onverschilligheid van latere kaliefen tegenover wetenschap.
Voor Braeckman was het verbod van de drukpers door theologen een belangrijke oorzaak. Zij vonden dat de Koran zo volmaakt was dat ze niet mocht worden gedrukt en daarom gold dat verbod zeker voor het verspreiden van niet-islamitische teksten en boeken. Vaak wordt over het hoofd gezien hoeveel de drukpers heeft betekend voor het Westen. In de Arabische wereld heeft dat geduurd tot de 19° eeuw. Andere factoren waren de christelijke metafysica met een soort god die wetenschap mogelijk maakte. Een god die het heelal heeft gecreëerd op basis van ratio, op een manier die wij kunnen ontdekken en begrijpen. Dat in tegenstelling met de ondoorgrondelijke en onbegrijpelijke god van de moslims. Een andere factor was het ontluikend kapitalisme in Europa. Rijkdom moest worden verdedigd en daarbij hielpen de militaire toepassingen van het wetenschappelijk onderzoek (voorbeeld: valwet – kanonskogel). De wetenschap werd in Europa voortgestuwd door een complex kluwen van oorlog, defensie, economie, politiek en religie. Men had er mensen nodig die tegelijk kunstenaar, ingenieur en wetenschapper waren voor de constructie van stadswallen, bruggen, kathedralen. Zo is de wetenschappelijke methode kunnen ontstaan en toen was de geest uit de fles. Omdat de voordelen voor iedereen evident waren, was deze beweging onomkeerbaar.
De bijdragen van de moslimwereld aan de fundamentele wetenschap zijn vandaag zo goed als verwaarloosbaar. Zelfs erg conservatieve moslimgeleerden geven toe dat ze de boot gemist hebben.
In dat verband enkele interessante weetjes:
- slechts 2 van de 1,6 miljard moslims hebben een Nobelprijs voor wetenschap gehaald.
- Israël heeft 10 keer meer wetenschappers, spendeert 30 keer meer geld aan research en heeft 70 keer meer wetenschappelijke publicaties dan de volledige Arabische wereld.
- Slechts een paar honderd academici van de duizenden ‘universiteiten’ in moslimlanden hebben internationale papers gepubliceerd Veel van die universiteiten zijn religieus en onderwijzen in hoofdzaak de islam.
- Boeken zijn een zeldzaam fenomeen in de Arabische wereld. Een land als Spanje vertaalt meer buitenlands werk in een jaar dan de hele Arabische wereld in de afgelopen 1000 jaar.
Het is een feit dat veel moslimlanden arm zijn en ook in arme niet-moslimlanden stelt de wetenschap niets voor. Maar Braeckman antwoordt dat de Golfstaten, zoals Saoedi-Arabië meer dan genoeg geld hebben en vooral daar stelt de fundamentele wetenschap niets voor.
Al-Khalili bevestigt dat het niet volstaat om nieuwe universiteiten te bouwen als de Golfstaten blijven weigeren om fundamentele wetenschap zoals de moderne kosmologie en de evolutieleer te aanvaarden. Ze hebben nog een heel lange weg te gaan alvorens ze aan logisch, rationeel denken en over de vrijheid van denken toe zijn, die hun voorouders duizend jaar geleden wel hadden.
Natuurlijk zijn er nog meer landen die problemen hebben met irrationaliteit. In de Verenigde staten nemen nog veel christenen de Bijbel letterlijk en hangen ze het creationisme aan.
In het Westen wordt het inzicht dat het heelal door natuurwetten wordt gestuurd – waardoor mirakels dus problematisch zijn – vrij algemeen aanvaard. Binnen de islam zijn onveranderlijke natuurwetten niet te combineren met de almacht van Allah. De wetenschappelijke moslimliteratuur zit soms vol met pseudowetenschap en bijgeloof, vreemde ideeën en overtuigingen (spoken, duivels, djinns, demonen. Wetenschappers die openlijk de evolutieleer aanhangen en zich verzetten tegen populair bijgeloof als magie of het geloof in de directe tussenkomst van god aanvechten, kunnen wel op vijandigheid en zelfs geweld rekenen.
Er is wel wat te zeggen voor het argument dat de Westerse wereld zijn voorsprong behaalde omdat ze de erfenis van de moslimwetenschap uit de middeleeuwen hebben gestolen. Maar tegelijkertijd bracht dat kolonialisme de moslims ook in contact met de moderne wetenschap en die werd blijkbaar niet opgepikt.
Er is een beweging geweest die de wetenschap wilde ‘islamiseren’, maar Braeckman stelt dat er in feite niet zoiets bestaat als ‘westerse ‘ of ‘islamitische’ wetenschap.
De werkelijkheid en de wetenschappelijke methode is universeel, voor iedereen hetzelfde. Die beweging is dan ook doodgebloed, wat niet wegneemt dat veel moslims beseffen dat ze technologie en kennis nodig hebben om uit hun achtergebleven positie te geraken. Veel moslimlanden slagen erin om mensen adequaat op te leiden in de toegepaste wetenschappen, maar ze blijven wel achter in de ontwikkeling en productie van hightech. Zo werkt Iran bijvoorbeeld aan bevruchtingstechnologieën en Braeckman stelt vast dat sjiieten meer pro wetenschap zijn dan soennieten, maar uiteindelijk kan men fundamentele en toegepaste wetenschap niet helemaal uit elkaar halen (vb. vaccins aanpassen).
Toch blijft Braeckman relatief optimistisch voor de toekomst. Hij denkt dat de meerderheid van de moslims zich niet willen blijven opsluiten in obscurantisme. Je kunt niet blijven zwaaien met Allah en hij stelt zijn hoop op jonge mensen die liever over bepaalde zaken eerst nadenken dan ze onmiddellijk te verwerpen. Ze vonden hun eerste moslimastronaut geweldig en zouden ook een Nobelprijs fantastisch vinden. Edis denkt wel dat het klimaat voor de toegepaste wetenschappen beter zal blijven dan voor fundamentele natuurkunde.
Bron: ‘Islam en wetenschap dikke vrienden?’ door Raf Sauviller – EOS november 2015 p22-28)