Waterstofgas is goedkoper in transport en opslag dan elektriciteit. Het kan de hoeksteen worden van een economie die draait op duurzame energie. Zonder CO2 uitstoot.
Eerst even een toekomstbeeld anno 2050 dat je met een korreltje zout moet nemen: Ergens te midden ligt een kunstmatig eiland van 4 bij 5 km, aangelegd door het Verenigd Koninkrijk, Nederland, Noorwegen, België, Denemarken, Duitsland en Schotland. Via dikke kabels staat het in verbinding met 25000 offshore windturbines – de grootste exemplaren in de Noordzee leveren tot 10 megawatt. Betonnen gebouwen beslaan een groot deel van dat eiland en zijn volgestouwd met elektrolysers. Die apparaten gebruiken 90 procent van alle binnenkomende stroom om water te splitsen in zuurstof en waterstof. Bovendien leveren tankers waterstof aan die lokaal in Afrika wordt geproduceerd met stroom van immense zonnecentrales die in de Sahara zijn gebouwd. De kostprijs per kilowatt zonne-energie is op de wereldmarkt vaak nog lager dan die van windenergie. Een deel van al die waterstof wordt opgeslagen in uitgewerkte olie- en gasvelden in de bodem van de Noordzee, maar het gros reist via een netwerk van pijpleidingen naar de deelnemende landen. Ook daar wordt een deel opgeslagen in ondergrondse zoutkoepels, de rest gaat via het bestaande aardgasnetwerk naar industrieën en tankstations. In 2050 zijn er inmiddels aanzienlijk meer auto’s met brandstofcellen – die waterstof gebruiken – dan auto’s die rijden op lithiumionaccu’s en zij kopen hun waterstof in duizenden tankstations. Huishoudens in België en Nederland gebruiken dan al lang geen aardgas meer, maar koken elektrisch en verwarmen met aardwarmte of met afvalwarmte van industrieën. Lokale elektriciteitscentrales voldoen aan de groeiende vraag door een aanzienlijk deel van de waterstof te verbranden en die energie opnieuw in stroom om te zetten. Op 1 augustus 2050 melden alle nieuwsmedia dat West-Europa voor de eerste dag volledig draait zonder fossiele brandstoffen Het Verenigd Koninkrijk gebruikt nog wel aardgas op beperkte schaal, maar de CO2 die daarbij vrijkomt wordt opgeslagen in de bodem van de Noordzee. Het tijdperk van de fossiele brandstoffen is voorbij, het tijdperk van de waterstofeconomie is aangebroken !
Maar voorlopig heeft België slechts één station waar je waterstof kan tanken, Nederland drie, en zo’n H2-eiland laat nog wel even op zich wachten. Toch denken veel energiedeskundigen dat waterstof dé sleutel is naar de klimaattransitie; als brandstof voor transport, als opslagmedium en als bron voor verwarming. Ook al leveren alle zonnecentrales, kerncentrales en stuwdammen (NVDR: en windmolens?) samen genoeg groene stroom om de energiedorst van de wereld te lessen, is toch de logica achter de waterstofeconomie niet moeilijk te begrijpen. Die energie moet immers verplaatst worden naar de plek waar ze wordt geconsumeerd en stroom die je op dat moment niet gebruikt moet je ergens zien op te slaan voor minder zonnige en winderige perioden. En dan is waterstof vele malen goedkoper om te transporteren en op te slaan dan elektriciteit. Stroom omzetten in waterstof en die op een later moment verbranden om weer stroom op te wekken vergt wel een opoffering. Je verliest daarbij immers bijna de helft van de oorspronkelijke energie en dat blijft economisch zinvol op voorwaarde dat de kosten van wind- en zonne-energie genoeg blijven dalen. In het vervolg van dit artikel schetst de auteur de plannen die op stapel staan om op grote schaal waterstof te produceren en te transporteren, waarbij het kraken van aardgas en de transitie van bestaande aardgasnetwerken ter sprake komen. Intussen moeten we afstappen van fossiele brandstoffen en dat kan volgens de schrijver alleen met een doorgedreven belasting op CO2-emissies en nieuwe zonnecentrales en windparken die de prijs van duurzame elektriciteit verder drukken. Pas dan kunnen we hardop denken over een waterstofeconomie en over die eerste dag zonder fossiele brandstoffen. Bron: EOS 12.2018 p.26-29 – ‘Waar blijft de waterstofeconomie?’ door Teake Zuidema